Toenemende waardering voor ons naoorlogs erfgoed, een artikel
‘Toenemende waardering voor ons naoorlogs erfgoed’, een artikel van Victorien Koningsberger in het blad van de Nederlandse Vereniging van Monumentenzorgers (07-2014)
‘Toenemende waardering voor ons naoorlogs erfgoed’, een artikel van Victorien Koningsberger in het blad van de Nederlandse Vereniging van Monumentenzorgers (07-2014)
Tot voor kort was Gebouw De Bazel (links), waar de Amsterdamse dienst Monumenten en Archeologie huist, mijn werkplek. Sinds september echter is het Groothandelsgebouw in Rotterdam (rechts) mijn standplaats. Hier werk ik als onderzoeker bij cultuurhistorisch onderzoeksbureau SteenhuisMeurs.
Een kleine twee jaar heb ik met veel plezier voor de Amsterdamse gemeentedienst Monumenten en Archeologie gewerkt. Ik ondersteunde het team gebiedsadviseurs, door het onderzoeken en beschrijven van gebouwen en gebieden uit de periode van 1850-heden. Van de Baarsjes tot Borneo-Sporenburg, van bakstenen pakhuizen tot punaisearchitectuur. Kriskras door de hele stad. Het resulteerde in cultuurhistorische verkenningen, opgebouwd uit een historische gebiedsanalyse en aanbevelingen, die als uitgangspunt dienen voor gebiedsontwikkeling.
Nu werk ik als onderzoeker bij SteenhuisMeurs. Mijn standplaats is Rotterdam, maar we werken landelijk. Het bureau richt zich op het inzetten van cultuurhistorisch onderzoek in actuele ruimtelijke opgaven. We doen dit onder andere in de vorm van een cultuurhistorische verkenning, beeldkwaliteitsplan, transformatiekader, of stedenbouwkundige visie. Binnen het bureau kan ik mijn hart ophalen aan de verscheidenheid aan projecten door het hele land.
In 2015 verscheen van mijn hand het artikel ‘Wij en onze wijk’ – over idealen uit de wederopbouw – in het tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (05-2015). Het artikel is hier terug te lezen.
In de eerste twintig jaren na de oorlog zijn vel woonwijken als sterke sociale eenheid gebouwd. Samen mer je buren winkelen, sporten en een kaartje leggen. Hoe kan dit ideaal deze wijken vooruithelpen?
Het is inmiddels wereldwijd bekend dat je in de 9 straatjes veel leuke winkels kunt vinden. Maar als je op zoek bent naar bijzondere speciaalzaken, heeft Amsterdam zoveel meer te bieden. Dat is het voordeel van een stad waar zowel het aantal inwoners als het aantal bezoekers snel groeit. Wil je eens verder kijken dan de Leidsestraat en de PC Hooft?
Op een regenachtige zaterdag tijdens de Week van de Stad 2015 met het thema Amsterdam druk? Dat biedt kansen! organiseerde ik een excursie naar exclusieve en bijzondere speciaalzaken. Winkels buiten de gebaande paden die de omreis waard zijn.
Van de Bijlmer tot Osdorp
Per bus maakte een groep nieuwsgierige mensen een ronde langs speciaalzaken op het gebied van Food & Fashion. Van de beste buurtsuper en dé Amsterdamse zuurwarenhandel, tot de winkel met de meest kleurrijke Afrikaanse stoffen en een boetiek vol Marokkaanse haute couture. Van de Bijlmer, Oud-Zuid tot Osdorp en Bos en Lommer. We maakten kennis met de ondernemers die de smaak van de stad bepalen.
De Week van de Stad is een initiatief van Stad-Forum.
Zie op papier welke winkels een omreis waard zijn: Food & Fashion busexcursie. En lees hier het artikel in het Noordhollands Dagblad: Omfietswinkels.
He was an old man who fished alone in a skiff in the Gulf Stream and he had gone eighty-four days now without taking a fish. In the first forty days a boy had been with him…
Op verzoek van erfgoedvereniging Bond Heemschut deed ik onderzoek naar het ‘Blauwe gebouw’ in Tilburg. Het voormalige kantoorgebouw voor de Sociale Dienst aan de Besterdring is van waarde. Vanwege de bijzondere architectuur en de plek van het gebouw binnen de (geschiedenis van de) stad Tilburg.
Het ontwerp uit het midden van de jaren zeventig van de Tilburgse architect Jac. van Oers heeft geresulteerd in een iconisch gebouw. Het uiterlijk wordt gekenmerkt door de achthoekige opzet van het langgerekte laagbouwvolume, dat is opgebouwd uit prefab gevelelementen met in het beton gegoten kobaltblauwe glas‐mozaïek‐tegels, en hoogbouw bekleed met Cor-Ten‐staal en bijpassende roestkleurige raampartijen. Het langgerekte kobaltblauwe volume met de coupé-ramen wekt de indruk van een trein. Het is een symbolische verwijzing naar het karakter van het gebied als voormalige Werkspoor-terrein van de NS, en de spoorzone. Het voormalige kantoorgebouw voor de Sociale Dienst vertegenwoordigt een roerige periode in de geschiedenis van Tilburg, dat in de jaren zeventig te kampen had met afnemende werkgelegenheid in de textielnijverheid. Vele Tilburgers hebben hier heel wat voetstappen liggen door de functie van het gebouw als uitkeringsinstantie.
Download de waardestelling op Heemschut.nl.
Het uiterlijk wordt gekenmerkt door de achthoekige opzet van het langgerekte laagbouwvolume, dat is opgebouwd uit prefab gevelelementen met in het beton gegoten kobaltblauwe glas‐mozaïek‐tegels, en hoogbouw bekleed met Cor-Ten‐staal en bijpassende roestkleurige raampartijen.Victorien Koningsberger
Archieffoto’s: Archief Van Oers en Regionaal Archief Tilburg.
Foto links: Heemschut vrijwilliger Miriam van den Dries (rechts) en ik in de hal van het ‘blauwe gebouw’.
Tijdens de Week van de Stad in november 2014, dat geheel in het thema stond van de Amsterdamse Ringweg A10, was het Bermtoerisme Museum geopend. En ik was voor even de ‘directeur’. Bermtoerisme? Voor wie het fenomeen niet kent hier een terugblik.
Tijdens de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog kunnen steeds meer Nederlanders zich een auto veroorloven. Ook het Nederlandse snelwegennet wordt uitgebreid. De toename van het autoverkeer zorgt in 1955, op Eerste Pinksterdag, voor de eerste file in Nederland. Deze file auto’s bij knooppunt Oudenrijn bij Utrecht trekt veel bekijks van mensen uit de omliggende dorpen die de imposante rij stilstaande auto’s komen bewonderen.
Gezellig
Recreatie is een belangrijk motief voor de aanschaf van een auto, bijvoorbeeld een Simca of Fiat 500. Vanwege de groeiende hoeveelheid aandacht voor de auto en de autosnelwegen ontstaat medio jaren ‘50 niet alleen ‘de file’, ook ‘bermtoerisme’ is een nieuw begrip. Bij dit fenomeen, dat alle kranten haalt, vermaakt men zich in de berm op enkele meters van de autoweg met het bekijken naar langsrijdende auto’s. Ook nummerborden ‘verzamelen’, door ze op te schrijven in een schriftje, is een populair tijdverdrijf. En picknicken, wat lezen of badmintonnen. Als men op zondag een dag gaat toeren met de pas aangeschafte auto fungeert de berm als uitrustplek, bij gebrek aan wegrestaurant. Zodra er een mooie berm in zicht komt, stapt men uit, zonder te zoeken naar een rustiger plekje. De stoelen en tafels worden uit geklapt, de meegebrachte kookplaat wordt klaar gemaakt voor gebruik en zo kan men zich installeren naast het voorbij razende autoverkeer. Een Amsterdammer legt in die tijd uit waarom niet voor de natuur wordt gekozen: “Je wilt wat zien, mensen om je heen, het is gezelliger zo; verkeer is altijd gezellig en de berm is zo makkelijk te bereiken: je hoeft niet zover te sjouwen.” Er is zelfs sprake van recreatiezoekenden die maar liefst de hele (zon)dag in de berm blijven zitten. Op de verhalenwebsite Geheugen van West verteltIngrid Woutersen over haar jeugd in de jaren ’60 op de Rijpgracht (Bos & Lommer): “Ook wij hadden een auto, een fiat 500. Ons gezin ging dan een dagje bermtoerisme doen. Wij zaten dan gezellig langs de weg ons te verbazen over het drukke verkeer.”
Vrouwen in de berm van een autoweg; 1959. Foto © Jutka Rona/MAI.
Verbod
De ANWB keurt het bermtoerisme af als “fantasieloze, passieve recreatie”. Ook Veilig Verkeer heeft hun bedenkingen tegen het bermtoerisme. Naarmate het autoverkeer en de snelheid toeneemt stijgt het aantal verkeersslachtoffers, prinses Wilhelmina roept in 1955 in haar nieuwjaarstoespraak haar volk op, het ‘wilde’ rijden te staken. In 1957 waarschuwt de ANWB de Verkeer en Waterstaat voor het gevaar, en pleit voor parkeerplaatsen met picknickplaats.Met ingang van 1965 wordt het parkeren in de berm naast rijkswegen verboden. Daarmee komt er een abrupt einde aan deze typisch Nederlandse vorm van recreatie.
Massatoerisme
In de jaren ’60 neemt het autobezit en massatoerisme een steeds grotere vlucht. Met dank aan de groeiende welvaart, vrije tijd en de emancipatiegolf. Voor de Nederlander komen vakantiebestemmingen binnen handbereik. Niet meer enkel de berm langs de weg, maar de Efteling of de camping wordt de eindbestemming.
Week van de Stad is een initiatief van Stad-Forum. Dit artikel verscheen 7 september 2014 op www.stad-forum.nl.
Almere, met zijn jonge erfgoed, bestaat 40 jaar. Een uitgelezen kans om kennis te maken met deze stad.
Wat er allemaal te zien is? Almere Haven bijvoorbeeld. Het ontwerp van dit oudste deel van de stad was geïnspireerd op Zuiderzeestadjes, met een haven aan het IJsselmeer (eens de Zuiderzee), grachten(huizen) en een marktplein. Op de Markt is het pas gerenoveerde multifunctionele gebouw Corrosia (bouw 1979) de blikvanger door de gewaagde toepassing van roestkleurig Cor-Ten-staal. Aan de overzijde vind je het gebouw De Roef (bouw 1975-1976), in de begintijd hét ontmoetingscentrum. Inmiddels staat het pand leeg en de eveneens met Cor-Ten-staal beklede gevel is ingepakt met slordig crème geschilderde platen. Het maakt De Roef tot een gevalletje vergane glorie, maar wie weet wat voor opleving het gebouw nog gegund is.
Allemaal plekken die afgelopen september tijdens de verrassende Open Monumentendag, de eerste in Almere, te zien waren. Niet voor niets dat het achtuurjournaal aandacht aan deze primeur besteedde. Aan het woord Lisette Breedveld, beleidsadviseur Publieksbereik Cultureel Erfgoed, hier terug te zien. Ook hield Lidwine Spoormans, architect en initiatiefnemer van het platform ‘Love 80’s architecture’, deze zomer een verhelderende lezing in het Erfgoedcafé over de veelzijdige architectuur uit de jaren tachtig. Kleur, tegeltjes, cirkels, schuin, plaatmaterialen. Je gaat erna anders kijken naar de omgeving.
Almere heeft een traditie van zelfbouw. Al in de jaren zeventig werd in Haven, aan de kerkgracht, zelfbouw toegestaan. Het mooiste ontwerp vind je op nummer 36, van Joop van Stigt (bouw 1978-80), en momenteel te koop. In de jaren tachtig volgde de experimentele zelfbouwbuurten De Fantasie en De Realiteit. En nog altijd is de stad podium voor zelfbouwprojecten, zoals Oosterwold en Bouwexpo Tiny Housing. Het is een interessante rondgang langs deze projecten, een reis in de tijd van de zelfbouw.
Almere is bij uitstek een stad op de toekomst gericht, maar Stichting Polderblik wil na veertig jaar ruimte creëren voor reflectie en organiseert momenteel interessante gesprekken over het erfgoed van de stad. We zullen de komende jaren ongetwijfeld nog veel meer horen van deze stad.
Voor het jongeren netwerk YURPS (Young Urban and Regional Professionals) schreef ik november 2015 een blog over het ontbreken van jonge urbane professionals in de (naoorlogse) wijk.
“Kijk naar wat je al hebt, leg daar een vergrootglas op en blijf dat veertig jaar doen”, adviseerde Allard Jolles laatst tijdens de Inspiratiedag van YURPS in Heerlen. Amsterdam behoeft dit advies niet, zou je zeggen. Op wellicht wat rafelranden na wordt vrijwel elk stukje hoofdstad nauwkeurig in de gaten gehouden. Al decennia lang. Neem de Westelijke Tuinsteden. Weinig wijken zijn zó veel beschreven. Van het ontstaan (ontsproten uit de koker van de wereldberoemde stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren eind jaren ‘20) en de omvangrijke stedelijke vernieuwing vanaf eind jaren ’90 tot de recente ontwikkelingen met de creatieven op zoek naar fysieke en mentale ruimte en yuppen die “de sprong over de ring maken”.
De wijken zijn bezongen en beschimpt. Ze zijn beschreven in lokale, landelijke en van de week nog internationale media. Er zijn stukken verschenen op papier en op blogs. Lezingen gehouden. Documentaires, schilderijen en theatervoorstellingen gemaakt. Journalisten, (architectuur)historici, (landschaps)architecten, stedenbouwkundigen, volkshuisvesters, kunstenaars, welzijnswerkers, planologen, romanschrijvers, sociaal-geografen, stadssociologen, politici, economen, cartografen, biologen. Allen hebben ze naar de wijken gekeken, en doen dat nog altijd met veel interesse.
Maar, nu komt het, onder hen zijn opvallend weinig jongeren te bespeuren. Af en toe een architectuurstudent aangemoedigd door een docent, maar dat is dan van korte duur. Waarom is het, dat ik met mijn 29 jaar vaak de jongste ben? Als het gaat om stedelijke ontwikkeling biedt het gebied voor ieder wat wils. Ook voor ‘spannende’ onderwerpen zoals de aanzwellende gentrificatie ben je hier aan het juiste adres. En de springlevende wijken zijn in beweging, je raakt er dus niet snel uitgekeken. Dus, jonge urbane professionals, spring eens uit de pas. Ontdek nieuws in de wederopbouwwijken van Amsterdam, of in een van die andere varianten in de rest van het land. Nederland kent veel interessante wederopbouwgebieden.
Aan de Burgemeester de Vlugtlaan vierde begin oktober Broedplaats De Vlugt haar 5-jarig jubileumsfeest, evenals het Van Eesterenmuseum. En ik vierde het feestje mee, niet alleen omdat ik het museum heb helpen opbouwen en het pand mijn tweede huis is. Ook is het vijf jaar geleden dat ik mijn eerste stap zette in de wijk, om er niet meer weg te gaan. Het is hier veel te leuk. En als ik weg ga zal de jeugd het overnemen, ongetwijfeld.
Mien Ruys (1904-1999) geldt als een van de meest vooraanstaande Nederlandse tuin- en landschapsarchitecten die in de 20ste eeuw in brede kring bekendheid genoot. Het verklaart de aandacht die ze momenteel krijgt.
Tuinhistoricus en publicist Leo den Dulk tekende haar bijzondere levensverhaal op. Het resulteerde dit jaar in het boek ‘Zoeken naar de heldere lijn over het werk en leven van Mien Ruys’. De publicatie was voor het Van Eesteren Museum een goede aanleiding voor een gesprek met de auteur. Mien Ruys is onder meer van grote invloed geweest op het groenontwerp van de Amsterdamse tuinsteden. Zelfs van buiten Amsterdam kwamen geïnteresseerden op zondag 12 maart 2017 naar tuinstad Slotermeer voor het 57e Van Eesterengesprek. Met een volledig volgeboekte museumzaal zou je kunnen stellen dat Mien nog altijd ‘leeft’. Ik deed verslag van het gesprek, hier te lezen.