Bermtoerisme Museum

    Bermtoerisme Museum

    Tijdens de Week van de Stad in november 2014, dat geheel in het thema stond van de Amsterdamse Ringweg A10, was het Bermtoerisme Museum geopend. En ik was voor even de ‘directeur’. Bermtoerisme? Voor wie het fenomeen niet kent hier een terugblik.

    20141108_006
    20141108_004

    Tijdens de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog kunnen steeds meer Nederlanders zich een auto veroorloven. Ook het Nederlandse snelwegennet wordt uitgebreid. De toename van het autoverkeer zorgt in 1955, op Eerste Pinksterdag, voor de eerste file in Nederland. Deze file auto’s bij knooppunt Oudenrijn bij Utrecht trekt veel bekijks van mensen uit de omliggende dorpen die de imposante rij stilstaande auto’s komen bewonderen.

    Gezellig
    Recreatie is een belangrijk motief voor de aanschaf van een auto, bijvoorbeeld een Simca of Fiat 500. Vanwege de groeiende hoeveelheid aandacht voor de auto en de autosnelwegen ontstaat medio jaren ‘50 niet alleen ‘de file’, ook ‘bermtoerisme’ is een nieuw begrip. Bij dit fenomeen, dat alle kranten haalt, vermaakt men zich in de berm op enkele meters van de autoweg met het bekijken naar langsrijdende auto’s. Ook nummerborden ‘verzamelen’, door ze op te schrijven in een schriftje, is een populair tijdverdrijf. En picknicken, wat lezen of badmintonnen. Als men op zondag een dag gaat toeren met de pas aangeschafte auto fungeert de berm als uitrustplek, bij gebrek aan wegrestaurant. Zodra er een mooie berm in zicht komt, stapt men uit, zonder te zoeken naar een rustiger plekje. De stoelen en tafels worden uit geklapt, de meegebrachte kookplaat wordt klaar gemaakt voor gebruik en zo kan men zich installeren naast het voorbij razende autoverkeer. Een Amsterdammer legt in die tijd uit waarom niet voor de natuur wordt gekozen: “Je wilt wat zien, mensen om je heen, het is gezelliger zo; verkeer is altijd gezellig en de berm is zo makkelijk te bereiken: je hoeft niet zover te sjouwen.” Er is zelfs sprake van recreatiezoekenden die maar liefst de hele (zon)dag in de berm blijven zitten. Op de verhalenwebsite Geheugen van West verteltIngrid Woutersen over haar jeugd in de jaren ’60 op de Rijpgracht (Bos & Lommer): “Ook wij hadden een auto, een fiat 500. Ons gezin ging dan een dagje bermtoerisme doen. Wij zaten dan gezellig langs de weg ons te verbazen over het drukke verkeer.”

    Vrouwen in de berm van een autoweg; 1959. Foto © Jutka Rona/MAI.

    Verbod
    De ANWB keurt het bermtoerisme af als “fantasieloze, passieve recreatie”. Ook Veilig Verkeer heeft hun bedenkingen tegen het bermtoerisme. Naarmate het autoverkeer en de snelheid toeneemt stijgt het aantal verkeersslachtoffers, prinses Wilhelmina roept in 1955 in haar nieuwjaarstoespraak haar volk op, het ‘wilde’ rijden te staken. In 1957 waarschuwt de ANWB de Verkeer en Waterstaat voor het gevaar, en pleit voor parkeerplaatsen met picknickplaats.Met ingang van 1965 wordt het parkeren in de berm naast rijkswegen verboden. Daarmee komt er een abrupt einde aan deze typisch Nederlandse vorm van recreatie.

    Massatoerisme
    In de jaren ’60 neemt het autobezit en massatoerisme een steeds grotere vlucht. Met dank aan de groeiende welvaart, vrije tijd en de emancipatiegolf. Voor de Nederlander komen vakantiebestemmingen binnen handbereik. Niet meer enkel de berm langs de weg, maar de Efteling of de camping wordt de eindbestemming.

    Week van de Stad is een initiatief van Stad-Forum. Dit artikel verscheen 7 september 2014 op www.stad-forum.nl.

    Rondgang langs het jonge erfgoed van Almere

    Rondgang langs het jonge erfgoed van Almere

    Almere, met zijn jonge erfgoed, bestaat 40 jaar. Een uitgelezen kans om kennis te maken met deze stad. 

    Wat er allemaal te zien is? Almere Haven bijvoorbeeld. Het ontwerp van dit oudste deel van de stad was geïnspireerd op Zuiderzeestadjes, met een haven aan het IJsselmeer (eens de Zuiderzee), grachten(huizen) en een marktplein. Op de Markt is het pas gerenoveerde multifunctionele gebouw Corrosia (bouw 1979) de blikvanger door de gewaagde toepassing van roestkleurig Cor-Ten-staal. Aan de overzijde vind je het gebouw De Roef (bouw 1975-1976), in de begintijd hét ontmoetingscentrum. Inmiddels staat het pand leeg en de eveneens met Cor-Ten-staal beklede gevel is ingepakt met slordig crème geschilderde platen. Het maakt De Roef tot een gevalletje vergane glorie, maar wie weet wat voor opleving het gebouw nog gegund is.

    Allemaal plekken die afgelopen september tijdens de verrassende Open Monumentendag, de eerste in Almere, te zien waren. Niet voor niets dat het achtuurjournaal aandacht aan deze primeur besteedde. Aan het woord Lisette Breedveld, beleidsadviseur Publieksbereik Cultureel Erfgoed, hier terug te zien. Ook hield Lidwine Spoormans, architect en initiatiefnemer van het platform ‘Love 80’s architecture’, deze zomer een verhelderende lezing in het Erfgoedcafé over de veelzijdige architectuur uit de jaren tachtig. Kleur, tegeltjes, cirkels, schuin, plaatmaterialen. Je gaat erna anders kijken naar de omgeving.

    Almere heeft een traditie van zelfbouw. Al in de jaren zeventig werd in Haven, aan de kerkgracht, zelfbouw toegestaan. Het mooiste ontwerp vind je op nummer 36, van Joop van Stigt (bouw 1978-80), en momenteel te koop. In de jaren tachtig volgde de experimentele zelfbouwbuurten De Fantasie en De Realiteit. En nog altijd is de stad podium voor zelfbouwprojecten, zoals Oosterwold en Bouwexpo Tiny Housing. Het is een interessante rondgang langs deze projecten, een reis in de tijd van de zelfbouw.

    Almere is bij uitstek een stad op de toekomst gericht, maar Stichting Polderblik wil na veertig jaar ruimte creëren voor reflectie en organiseert momenteel interessante gesprekken over het erfgoed van de stad. We zullen de komende jaren ongetwijfeld nog veel meer horen van deze stad.

    Waar is de jonge urbane professional in de wijk?

    Waar is de jonge urbane professional in de wijk?

    Voor het jongeren netwerk YURPS (Young Urban and Regional Professionals) schreef ik november 2015 een blog over het ontbreken van jonge urbane professionals in de (naoorlogse) wijk.

    “Kijk naar wat je al hebt, leg daar een vergrootglas op en blijf dat veertig jaar doen”, adviseerde Allard Jolles laatst tijdens de Inspiratiedag van YURPS in Heerlen. Amsterdam behoeft dit advies niet, zou je zeggen. Op wellicht wat rafelranden na wordt vrijwel elk stukje hoofdstad nauwkeurig in de gaten gehouden. Al decennia lang. Neem de Westelijke Tuinsteden. Weinig wijken zijn zó veel beschreven. Van het ontstaan (ontsproten uit de koker van de wereldberoemde stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren eind jaren ‘20) en de omvangrijke stedelijke vernieuwing vanaf eind jaren ’90 tot de recente ontwikkelingen met de creatieven op zoek naar fysieke en mentale ruimte en yuppen die “de sprong over de ring maken”.

    Een rits geïnteresseerden

    De wijken zijn bezongen en beschimpt. Ze zijn beschreven in lokale, landelijke en van de week nog internationale media. Er zijn stukken verschenen op papier en op blogs. Lezingen gehouden. Documentaires, schilderijen en theatervoorstellingen gemaakt. Journalisten, (architectuur)historici, (landschaps)architecten, stedenbouwkundigen, volkshuisvesters, kunstenaars, welzijnswerkers, planologen, romanschrijvers, sociaal-geografen, stadssociologen, politici, economen, cartografen, biologen. Allen hebben ze naar de wijken gekeken, en doen dat nog altijd met veel interesse.

    Waar zijn de jongeren?

    Maar, nu komt het, onder hen zijn opvallend weinig jongeren te bespeuren. Af en toe een architectuurstudent aangemoedigd door een docent, maar dat is dan van korte duur. Waarom is het, dat ik met mijn 29 jaar vaak de jongste ben? Als het gaat om stedelijke ontwikkeling biedt het gebied voor ieder wat wils. Ook voor ‘spannende’ onderwerpen zoals de aanzwellende gentrificatie ben je hier aan het juiste adres. En de springlevende wijken zijn in beweging, je raakt er dus niet snel uitgekeken. Dus, jonge urbane professionals, spring eens uit de pas. Ontdek nieuws in de wederopbouwwijken van Amsterdam, of in een van die andere varianten in de rest van het land. Nederland kent veel interessante wederopbouwgebieden.

    Eerste stap

    Aan de Burgemeester de Vlugtlaan vierde begin oktober Broedplaats De Vlugt haar 5-jarig jubileumsfeest, evenals het Van Eesterenmuseum. En ik vierde het feestje mee, niet alleen omdat ik het museum heb helpen opbouwen en het pand mijn tweede huis is. Ook is het vijf jaar geleden dat ik mijn eerste stap zette in de wijk, om er niet meer weg te gaan. Het is hier veel te leuk. En als ik weg ga zal de jeugd het overnemen, ongetwijfeld.

    Aandacht voor Mien Ruys

    Aandacht voor Mien Ruys

    Mien Ruys (1904-1999) geldt als een van de meest vooraanstaande Nederlandse tuin- en landschapsarchitecten die in de 20ste eeuw in brede kring bekendheid genoot. Het verklaart de aandacht die ze momenteel krijgt. 

    Tuinhistoricus en publicist Leo den Dulk tekende haar bijzondere levensverhaal op. Het resulteerde dit jaar in het boek ‘Zoeken naar de heldere lijn over het werk en leven van Mien Ruys’. De publicatie was voor het Van Eesteren Museum een goede aanleiding voor een gesprek met de auteur. Mien Ruys is onder meer van grote invloed geweest op het groenontwerp van de Amsterdamse tuinsteden. Zelfs van buiten Amsterdam kwamen geïnteresseerden op zondag 12 maart 2017 naar tuinstad Slotermeer voor het 57e Van Eesterengesprek. Met een volledig volgeboekte museumzaal zou je kunnen stellen dat Mien nog altijd ‘leeft’. Ik deed verslag van het gesprek, hier te lezen.

    Een optimistisch baken in de K-buurt

    Een optimistisch baken in de K-buurt

    Een artikel van mijn hand uit 2012 op www.tubelight.nl >>

    In Amsterdam Zuidoost bestaat zoiets als het Bijlmer Museum; een gebied waar de oorspronkelijke principes van stedenbouwkundig functionalisme – scheiding tussen wonen, werken en verkeer – goed bewaard zijn gebleven. Je ziet er een zestal honingraatflats, gebouwd rond 1970, te midden van een autovrij parklandschap met waterpartijen. Autovrij omdat parkeergarages de flats flankeren. Kon je hup je auto parkeren en via een overdekte galerij naar huis. Parkeergarage Kraaiennest is zo’n garage, met op de begane grond tevens een winkelcentrum. Helemaal handig.

    Na dertig jaar is de monumentale garage voor een groot gedeelte in onbruik geraakt en oogde het gebouw sterk verloederd. Peter Stel (1964), kunstenaar en bewoner van de Bijlmer, is in 2007 gevraagd de aandacht af te leiden van de betonnen kolos. Dit resulteerde in 2009 tot het kunstwerk Ziezo, dat tevens onderdeel was van OPEN SOURCE AMSTERDAM, de eerste van een reeks internationale tentoonstellingen in de openbare ruimte van de Bijlmer.

    Stel noemt het een gefragmenteerd ‘environmetal sculpture’; pixels gemaakt van stalen platen die voor een groot gedeelte het gebouw ‘overwoekeren’, maar niet volledig verhullen. De kunstenaar is namelijk van mening dat de garage en zijn omgeving veruit de beste plek is om de Bijlmer te overzien. ‘Je kan het niet wegmoffelen’. En dus zijn er plekken kaal gelaten.

    De materiaal- en kleurkeuze zijn opvallend. De platen zijn ons allen bekend als middel om bepaalde plekken af te zetten. En de gebruikte kleuren rood en wit zijn signaalkleuren. Veel gebruikte kleuren rondom het gebouw, bij stopborden en afrasteringen.  Je hebt haast het gevoel dat het kunstwerk je halt doet houden. Toch mag je er doorheen.

    Of erop. Onderdeel van het kunstwerk is namelijk een op de balkonrand balancerend kantoor – eigenlijk een keet – en twee multifunctionele ruimtes tussen de parkeerdekken van de 4e en 5e verdieping. Bij het ontwerp van deze twee ruimtes is door het toevoegen van enkele dunne wanden en veel glas gebruik gemaakt van het bestaande: veel beton en het uitzicht. Stel vind dat hij gezorgd heeft voor de ‘hardware’. ’s Zomers zorgt het kunstproject Fat Form voor de ‘software’: een eindeloze opeenvolging van artistieke activiteiten door artistiekelingen uit het buitenland en de Bijlmer zelf.

    De garage Kraaiennest hoef je niet meer te zien als een oude betonnen kolos, maar als, zoals Stel het mooi verwoordt, een ‘optimistisch baken in de K-buurt’. Met een  boodschap die van de zijgevel afspat: ‘Ziezo’. Zie Zuidoost.

    Buurthuis Cinetol broedplaats, het nieuwe buurthuis

    Buurthuis Cinetol broedplaats, het nieuwe buurthuis

    He was an old man who fished alone in a skiff in the Gulf Stream and he had gone eighty-four days now without taking a fish. In the first forty days a boy had been with him…

    Een échte Woody Wonder bungalow

    Een échte Woody Wonder bungalow

    He was an old man who fished alone in a skiff in the Gulf Stream and he had gone eighty-four days now without taking a fish. In the first forty days a boy had been with him. But after forty days without a fish the boy’s parents had told him that the old man was now definitely and finally salao…

    Zijn wat je ziet, aan de voet van de Rembrandtparktorens

    Zijn wat je ziet, aan de voet van de Rembrandtparktorens

    Je ziet ze, fietsend over de meanderende paden van het Rembrandtpark, liggend in het frisse groen, of rijdend over de A10. Hoog torenen een tiental gebouwen boven het groene maaiveld uit, hier aan de rand van het park, op de grens van oud en nieuw Amsterdam-West. Volgens de Avant-gardistische principes van de moderne stedenbouwkundigen en architecten vormen de torens een esthetisch accent in het landschap: verticaal in evenwicht met het overwegend horizontale. De Rembrandtparktorens, van architectenbureau Zanstra, Gmelig Meyling, de Clercq Zubli, hebben begin jaren ’70 gelijktijdig met het park vorm gekregen,.
    Het landschap doet grootstedelijk aan. Hier waan ik mij, op mijn dagelijkse route door het park, in het buitenland. Even ben ik in Central Park, evenals het Rembrandtpark aangelegd in de Engelse landschapsstijl en met een spectaculaire skyline. Dat ik nooit in New York ben geweest, doet deze voor sommigen onrealistische vergelijking verklaren. Ook doen de torens mij zo nu en dan terugdenken aan de buitenwijken van Praag, waar ik als Erasmusstudent menig uur lummelend heb doorgebracht. Sinds Amsterdam mijn stad is, voel ik mij regelmatig toerist in eigen stad. Hier kan dat goed.
    Af en toe fantaseer ik over een woning in een van de torens. Ervaren of het zo is dat grootstedelijk wonen in hoogbouw, letterlijk én figuurlijk, zorgt voor een breder zichtveld. Zo’n loft is voor mij vooralsnog te duur. Gelukkig is dit andere perspectief ook te verkrijgen bovenop het voormalige kantoorgebouw, getransformeerd tot hotel met skylounge. Voor de prijs van een cocktail.

    Dit stukje schreef ik in 2014 voor de blog www.zijnwatjeziet.nl. Waarop schrijvers een ode brengen aan hun lievelingsplek, in nooit meer dan 250 woorden. Elke zondag een nieuwe schrijver en een nieuwe plek. Gastschrijvers zijn welkom. De blog is een initiatief van Kris Oosting, urbanist dan wel planoloog en geïnteresseerd in de manier waarop mensen plekken beleven. De titel ‘Zijn wat je ziet’ is ontleend aan het gedicht Hof van Rutger Kopland.

    Hoogbouw

    Hoogbouw

    He was an old man who fished alone in a skiff in the Gulf Stream and he had gone eighty-four days now without taking a fish. In the first forty days a boy had been with him…

    Publicaties over wederopbouwerfgoed

    Publicaties over wederopbouwerfgoed

    Voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heb ik als redacteur een bijdrage geleverd aan het landelijke programma gericht op wederopbouwerfgoed. Samen met architectuurhistorica Isabel van Lent werkte ik aan een reeks publieksbrochures van wederopbouwgebieden die door het Rijk zijn geselecteerd vanwege hun bijzondere cultuurhistorische betekenis. Ze zijn bijzonder door de karakteristieke architectuur, stedenbouwkundige- of landschappelijke elementen uit de periode 1940 – 1965. Kom bijvoorbeeld meer te weten over de wederopbouwwijk Mariahoeve in Den Haag, de herstelde oorlogsschade in Oostburg of ruilverkavelingsgebied Haskerveenpolder.

    Actuele thema’s
    Als afsluiting van het programma was ik (eind)redacteur van de e-publicatie ‘Wederopbouw, een kansrijke erfenis. Handreiking bij transformatieopgaven’. Een halve eeuw na de wederopbouwperiode zijn de naoorlogse gebieden enerzijds tot volle wasdom gekomen, maar moeten we tegelijkertijd constateren dat de wereld veranderd is. Bijna zonder uitzondering zijn de naoorlogse gebieden op dit moment onderwerp van grotere of kleinere transformatieopgaven. Deze publicatie laat zien hoe de bestaande kwaliteiten hierbij kunnen worden benut. Actuele thema’s komen aan de orde, zoals de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad, klusflats, de revitalisering van naoorlogse winkelstrips, zorg in de wijk, de kwaliteit van naoorlogse scholen en het belang van groen in de stad.