Kwekerswoning Stommeerweg in Aalsmeer, advies over het monumentale interieur

    Kwekerswoning Stommeerweg in Aalsmeer, advies over het monumentale interieur

    Aan de Stommeerweg in Aalsmeer – het Noord-Hollandse dorp bekend om zijn bloementeelt – staat sinds 1935 een dubbele kwekerswoning. Het vrijstaande woonhuis is gebouwd in de trant van de Delftse School, naar uitwerp van de beroemde Aalsmeerse architect J.F. Berghoef. Het pand is Rijksmonument, waardoor de monumentale waarde van het exterieur evident is. Een voorgenomen interne verbouwing vroeg echter om nader onderzoek naar eventuele monumentale interieuronderdelen. Het ontbrak tot dan toe aan informatie over het interieur, zoals vaker het geval bij monumenten. Op basis van mijn bevindingen heb ik eind 2020 de pandeigenaar kunnen adviseren. Behalve het vaststellen van de bestaande interieurwaarden, heeft cultuurhistorisch onderzoek bij een dergelijke advisering tot doel de particuliere eigenaar te informeren en inspireren. Mijn betrokkenheid in Aalsmeer had als resultaat dat het verbouwplan van eigenaar en architect op zorgvuldige wijze is aangepast op het bijzondere en gaaf bewaarde interieur, dat een goed beeld geeft van de oorspronkelijke situatie in de jaren dertig.


    Beeld: Kwekerswoning aan de Stommeerweg in Aalsmeer – Bouwkundig Weekblad (1934)

    —————————————————————————————————————————————————–

    Een sobere en ambachtelijke (plattelands)architectuur
    J.F. Berghoef (1903 – 1994) was in de twintigste eeuw een gerenommeerd architect, en behoort tot de productiefste woningbouwers binnen de traditionalistische (interieur)architectuur. Berghoef ontwierp in een traditionele vormentaal, en greep in de eerste jaren van zijn carrière terug op het streekeigene. Hij was een voorstander van een sobere en ambachtelijke (plattelands)architectuur. Inspiratie vormde de eenvoudige en tijdloze Scandinavische en Duitse woonhuisarchitectuur, met name het werk van de Duitse architect H. Tessenow. De interieurs van Berghoef en de zijnen kenmerken zich door de leegte, de een landelijk aandoende eenvoud, de hiërarchische en ruimtelijke scheiding van de verschillende functies en het streven naar geborgenheid, onder meer in de tegenstelling tussen binnen en buiten. De verschillende vertrekken kregen elk hun eigen sfeer, door de plafonds anders te behandelen: vlak of gewelfd, gestuct of geschilderd, of voorzien van balken. Hierdoor kon een eetkamer een strak afgewerkte eetkamer formeel van karakter zijn, en afwijken van een landelijk aandoende woonkamer. Het gedachtegoed kwamen het beste tot uiting in het vrijstaande woonhuis, idealiter in een landelijke omgeving.

    In een artikel in Bouwkundig Weekblad (1934), waar Berghoef redacteur van was, schetste hij een beeld van de gewenste plattelandswoning. Het vormde een reactie op de goedkope en fantasieloze bouwproductie door dorpsbouwkundigen, evenals de modieuze architectuur van de functionalisten die zijns inziens weinig rekening hield met de wensen van de plattelandsbevolking, zoals de tuinders in zijn eigen Aalsmeer. ‘Wie ’s zomers op ’t land werkt in de laaiende zon, verlangt in zijn huis getemperd licht en koelte, wie de wijdte steeds om zich weet verlangt naar een besloten ruimte om zichzelf te zijn en zich niet te verliezen, wie een dag in de gierenden storm en striemende regen verkeert verlangt naar een warm, beschut vertrek en sluit de luiken, opdat het geloei en gekletter hem in zijn veiligheid niet storen. Wie op ’t land wil bouwen met veel glas om het licht en de wijdte in de woning te betrekken en daarbij de constructies tot den uitersten graad van luchtigheid wil reduceeren, moet een stedeling zijn die alleen met mooi weer eens buiten komt genieten.

    —————————————————————————————————————————————————–

    Bij het waarderen is gebruik gemaakt van de waarderingscriteria voor de waardering van historische interieurs, die worden gehanteerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Hulpmiddel bij de waardering van historische interieurs, 2011).